Preek 8/9 maart 2025 – 1e zondag van de Veertigdagentijd

11 maart 2025

Verkondiging in de Sint Jansbasiliek, eerste zondag van de Veertigdagentijd (Deuteronomium 26, 4 – 10; psalm 91; Romeinenbrief 10, 8 – 13; Lucas 4, 1 – 13)

“Mijn vader was een zwervende Arameeër” Dat moesten de gelovigen in bijbelse tijden zeggen wanneer zij de eerste vruchten van het land hadden geoogst.

Voor ons is de lente begonnen, een prachtig jaargetijde, waarin alles belofte en toekomst ademt. De natuur trekt zich – gelukkig – niets aan van onze sombere, angstige gedachten en gevoelens nu de wereld stuurloos lijkt te worden en een beetje op zijn kop staat.

“De tuin is gemest, u kunt nu gaan zaaien en planten,” zei één van de tuinmannen mij deze week. ‘Geen getreuzel, geen geaarzel, kom naar buiten en ga aan de slag,’ hoorde ik hem denken.

De eerste veldvruchten, hoorden wij in de eerste lezing, moesten de gelovigen niet voor zichzelf houden maar aanbieden aan de Heer, aan het heiligdom. Zij waren gesettelde bewoners van het land, zij waren al generaties geen zwervers meer, maar succesvolle landbouwers. Toch mochten zij nooit vergeten dat alles genade was, een geschenk uit Gods hand: de bevrijding uit Egypte, de vruchten van het land van melk en honing. Word geen luie, zelfvoldane consumenten die menen dat zij overal recht op hebben omdat het hun, ons land is.

De bijbel keert het dus om: hoe welvarend je ook bent en hoezeer je het ook verdiend hebt door hard werken, – het land, de vruchtbaarheid van de aarde, van het leven is een geschenk van God, genade.

Vorige week bezocht een gezin uit Amsterdam mij. We hadden elkaar bijna drie jaar niet meer gezien, vader, moeder, een zoon van 18, een dochter van 14. Schatten van mensen. Zij zijn werkelijk zwervende Arameeërs. Als christenen in Irak waren zij minder dan tweederangsburgers. Hun grote familie vluchtte alle kanten uit. Dit gezin kwam in Nederland. Zij zijn vurige, in de verdrukking beproefde gelovigen (zoals Jezus in de woestijn), zij kwamen bij mij in de kerk, ik heb de kinderen gedoopt. Zij zijn trots: hun eigenste moedertaal is het Aramees, de taal die ook Jezus heeft gesproken. Ook al worden zij in ons land opnieuw als tweederangsburgers behandeld (vele Nederlanders schamen zich allang niet meer om zo met ‘zwervende Arameeërs’ om te gaan), zij zijn dankbaar voor de vruchten van ons land: de veiligheid, de betrekkelijke welvaart en voorspoed, het onderwijs voor hun kinderen, de godsdienstvrijheid. (Nog wel, denk ik dan op mijn sombere momenten.)

Vandaag, op de eerste zondag van de Veertigdagentijd, proberen wij ons te vereenzelvigen met die zwervende Arameeërs waarover de bijbel spreekt. Wij proberen de vruchten van onze welvaart niet zelfgenoegzaam te verzwelgen, maar dankbaar te aanvaarden, sober te gebruiken en te delen met wie het minder hebben.

Wij, welvarende burgers van een ondanks alles bevoorrecht land, volgen Jezus veertig dagen in de woestijn. We beproeven onszelf, onze manier van leven, wat er leeft aan geloof, hoop en liefde in ons hart. Zelfs Jezus, de Zoon van God, werd op de proef gesteld. De duivel mocht Hem zwaar beproeven: zou Hij zich als een god gaan gedragen, zou hij bezwijken voor de verleiding van de macht, waartegen geen mens echt bestand is; zou hij zich verlustigen in mateloze consumptie?

Het gebeurt allemaal op ons wereldtoneel. Gelukkig heeft één mensenkind, Jezus, de verleidingen kunnen weerstaan. Wij proberen Hem in deze veertig dagen met vallen en opstaan te volgen. We proberen staande te blijven in deze tijd. Misschien is nu voor ons wellicht dít de grootste verleiding: dat wij de hoop verliezen, dat we wanhopig worden. In dit heilig jaar zijn wij door onze arme paus Franciscus uitgenodigd om pelgrims te zijn van de hoop en met Jezus, die alle verleidingen heeft weerstaan, het land van de belofte tegemoet te gaan, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waar gerechtigheid zal wonen.

Eén van ons, Anne, beleeft een zeer bijzondere veertigdagentijd. Al maanden bereidt zij zich voor op het heilig doopsel, het vormsel en de heilige Communie. In de aanstaande Paaswake, waarvoor zij en ik u alvast hartelijk uitnodigen, zal zij die sacramenten mogen ontvangen. Vandaag bidden wij bijzonder voor Anne: dat zij sterk zal staan en voortgaan mag maken op de weg naar Pasen. Daartoe zal ik samen met u voor haar bidden en haar de zalving geven van de geloofsleerlingen.

Andere berichten

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

Vul onderstaand formulier in en we sturen jou de maandelijkse nieuwsbrief per mail toe!