
Verkondiging 17/18 mei 2025, vijfde zondag van Pasen[1]
In de huiskamer van mijn oma hing een schilderijtje met daarop, in fraaie letters, deze tekst: “Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben.”
Dat bordje hing er niet voor niets. Zij was al jong weduwe geworden en had vanaf haar 45ste in haar eentje twaalf kinderen opgevoed. Zij had haar twaalftal, onderling zeer verschillende karakters, met dit éne gebod opgevoed. En wij, de vele kleinkinderen, lazen bij elk zondags bezoek aan oma, weer deze woorden, die wij wel wat hoogdravend vonden, maar soms ook wel actueel, wanneer de zondagse politieke of kerkelijke discussies van ouders, ooms en tantes hoog opliepen.
Wij horen nog meer gedenkwaardige woorden.
“Zie, Ik maak alles nieuw.”
Dat zijn bijna de laatste woorden uit de bijbel. Wij lezen een stukje van de laatste pagina van dat bijzondere boek, dat eigenlijk uit vele boekjes bestaat, in meerdere eeuwen bijeen geschreven en tenslotte gebundeld.
De tweede lezing, uit het boek Openbaring van Johannes, het laatste boek, ook wel de Apokalyps genoemd, is een van de wonderlijkste boeken van de bijbel.
Het staat vol visioenen. Het lijkt wel een bundel van toekomstfantasieën.
Sommige christenen gebruiken ze ook als zodanig. Je kunt er vele kanten mee op, en niet altijd de goede kant.
Het boek is niet bedoeld om ons bang te maken of hel en verdoemenis te preken. Integendeel.
Het boek gaat over vandaag. Het gaat over het leven van de eerste christengemeenschappen in het machtige Romeinse rijk dat eigenlijk niets moest hebben van die christenen, die niet voor de keizer wilde buigen, maar alleen voor de onzichtbare God en zijn Zoon Jezus, die als een Lam was gedood maar toch leeft.
Wat zijn dat voor mensen die geloven in de opstanding, de overwinning op de dood?
De Romeinse machtigen, de politieke leiders, de generaals voelden de innerlijke kracht van de verrezen Jezus en van zijn volgelingen en wilden zoveel hoop en geestkracht de kop in drukken.
In geheimtaal spreekt de Openbaring, de Apokalyps over wat nu gebeurt.
Wij hoorden vandaag de prachtige ontknoping na allerlei beproevingen en ellende.
Uiteindelijk zag Johannes, woordvoerder van de gelovigen, de heilige Stad, het nieuwe Jeruzalem, dat wil zeggen de Stad van vrede, uit de hemel neerdalen.
De Apokalyps gelooft niet alleen in de hemel, in het leven door de dood heen, maar ook in de aarde, die een stad van vrede zal worden.
Wat een prachtig visioen. Wat een hoopvolle visie op de wereld. Daar kunnen wij in onze onzekere, angstige tijden ons voordeel mee doen.
Johannes mag het hebben over een stad van vrede, hij heeft recht van spreken, want hij heeft ook de ellende en verdrukking meegemaakt. Hij is geen dromer, geen zweverige idealist. Hij staat met beide voeten in de klei van de geschiedenis.
Het evangelie neemt ons, vier weken na Pasen, mee terug naar de tafel van het laatste avondmaal. Jezus spreekt zijn woorden in de avond voor zijn gewelddadige dood. Wat in de ogen van wereld een afgang lijkt noemt Jezus verheerlijking. Hij zegt: ‘God zal de Mensenzoon, zal Mij spoedig verheerlijken.’ Zo ziet Jezus, zo ziet het evangelie de kruisdood, het lijden, het sterven van Jezus. Zonder vertrouwen, zonder hoop lijken lijden en doodgaan alleen maar iets verschrikkelijks. Jezus opent onze ogen en onze harten voor een ander perspectief: de verheerlijking die Jezus wacht en waarin wij mogen delen.
Wat laat Jezus achter, wat is zijn testament?
“Een nieuw gebod geeft Ik u: gij moet elkaar liefhebben; zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben”.
In elke eucharistie stellen wij dat laatste avondmaal van Jezus tegenwoordig. Nu zijn wij die twaalf leerlingen, nu ontvangen wij het testament van Jezus: dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed van het nieuwe altijddurende testament. Hij geeft zichzelf in onze handen, het sacrament van zijn liefde. Wij mogen het doorgeven aan nieuwe generaties, zoals mijn grootmoeder het dapper heeft gedaan, niet is bezweken onder de last van het leven, maar haar twaalftal haar liefde heeft doorgegeven.
Laten ook wij Jezus’ ene gebod, zijn liefde tot het uiterste, die sterker is dan de dood, navolgen. Amen.
pastoor Nico van der Peet
[1] Handelingen 14, 21-27;Apokalyps 21, 1-5a; Johannes 13, 31-33a. 34-35