
“Ik vergeet wat achter me ligt, ik reik naar wat voor me ligt.”
Hier is Paulus aan het woord. Er lág nogal iets achter hem.
Op de eerste plaats zijn fanatisme. Godsdienst was voor hem een ideologie geworden. Geen persoonlijke ervaring, geen weg van hoop, van vertrouwen, van ontmoeting met God en zijn medemensen, maar een ideologie waarvoor alles en iedereen moest wijken.
Wat had Paulus uiteindelijk mild, menselijk, gelovig gemaakt?
De persoonlijke ontmoeting met Jezus, de verrezen Heer.
Ook in onze tijd zie je het, ook in onze wereldwijde katholieke kerk: mensen voor wie het geloof niet zozeer een persoonlijke ervaring is, een persoonlijke band met God en met Jezus en met hun naasten, maar een ideologie waaraan zij fanatiek vasthouden.
Waarom doen zij dat? Is het onzekerheid over de toestand waarin de wereld verkeert, het doorgeslagen individualisme, een vrijgevochten levenswijze en denkwijze waarvan zij schoon genoeg hebben, omdat zij daardoor leeg en onvoldaan zijn achtergebleven?
‘Ik vergeet wat achter mij ligt, ik reik naar wat voor mij ligt”.
Nog iets moois en belangrijks had Paulus gezegd: “Ik ben nog niet volmaakt. Maar ik streef er vurig naar het te grijpen, gegrepen als ik ben door Christus Jezus.” Paulus was niet langer in de greep van een politieke of religieuze ideologie, maar hij was gegrepen door Christus Jezus.
Hij was een barmhartige man geworden, omdat hem barmhartigheid was bewezen. Hij, de onuitstaanbare, humorloze fanaat was door die ontmoeting met de barmhartige Jezus eindelijk mens geworden. ‘Ik ben niet de moeite waard, gerechtvaardigd omdat ik me aan de religieuze wet houd, maar omdat ik geloof, vertrouwen heb in een mens, in Christus.’
Ook in het evangelie komen we mensen als de vroegere Paulus tegen: fanatici, religieuze ideologen. Een groep mannen, schriftgeleerden en farizeeën. Zij willen de nieren van Jezus proeven. Houdt Hij zich wel aan de Wet, de Thora?
De vrouw die zij in het midden als een object te kijk hebben gezet, moest volgens hun wet sterven omwille van haar overspel. De zondares valt voor hen geheel samen met haar zonde. ‘Nee, wij beginnen niets nieuws voor haar, wij denken alleen aan haar verleden, wij vergeten niet wat achter haar ligt.’
Het sublieme en het nederige van Jezus tegelijk, is dat Hij geen antwoord gaf, althans niet meteen. Hij boog zich voorover. Hij ging geen debat aan over de letter van de wet.
Onze grote dichter Gerrit Achterberg dicht er zo over:
Jezus schreef met Zijn vinger in het zand.
Hij bukte Zich en schreef in ’t zand, wij weten
niet wat Hij schreef, Hij was het zelf vergeten,
verzonken in de woorden van Zijn hand.
De schriftgeleerden, die Hem aan de tand
hadden gevoeld over een vrouw, van hete
hartstochten naar een andere man bezeten,
de schriftgeleerden stonden aan de kant.
Zondig niet meer, zei Hij, ik oordeel niet.
Ga heen en luister, luister naar het lied.
En Hij stond recht. De woorden lieten los
van hun figuur en brandden in de blos
waarmee zij heenging, als een kind zo licht.
Zo geestelijk schreef Jezus Zijn gedicht.
Waarom schreef Hij in het zand?
Bij de profeet Jeremia[1] lezen we dit korte gebed:
“Heer, bron van hoop voor uw volk,
wie u verlaten, zullen te schande staan,
wie van u weggaan, zullen in het stof worden geschreven,
want zij hebben de Heer, de bron van levend water verlaten.”
Misschien wilde Jezus hen hieraan herinneren door in het stof te schrijven.
Ga liever naar de ontmoeting met de Heer, de bron van levend water, dan naar jullie gortdroge uitleg van de wet.
Of laste Jezus deze time-out in om hen een kans tot nadenken, bezonnenheid, barmhartigheid, menselijkheid te geven?
Dan komt het antwoord, het bloedstollende antwoord:
“Laat degene onder u die zonder zonde is, het eerst een steen op haar werpen.”
De meest onverdraagzame mensen zijn zij die menen dat zij helemaal aan de goede kant staan, dat zij zonder zonde zijn. Wie zo denken hebben de deur van hun hart op slot gedaan voor barmhartigheid en vergeving.
Vandaag worden wij, onderweg naar Pasen, gevraagd onze eigen beperkingen, zondigheid onder ogen te zien en ons hart te openen voor de barmhartigheid, de vergeving van Christus, die zegt: “Ook Ik veroordeel u niet; ga heen en zondig van nu af niet meer.”
Mogen wij Pasen gaan vieren als een kind zo licht.
Amen.
pastoor Nico van der Peet
[1] 17,13