Geschiedenis van de processie

Geschiedenis van de Sint Jansprocessie in Laren

1300-1500

 

 

De verering van Sint Jan de Doper is in Laren al zeer oud. Hoe oud precies, dat valt niet uit te maken. De hoogte tussen Hilversum en Laren, waar nu het Sint Janskerkhof ligt, werd door de eerste bewoners van het Gooi voor godsdienstige feesten gebruikt. Een zo hoog en centraal gelegen plaats, van overal uit de omtrek langs goede wegen bereikbaar, kan zeker een dergelijke functie hebben gehad. U kunt denken aan een oude Germaans feest van de zomerzonnewende, dat later ook elders verbonden werd met het Sint Jansfeest. Historische bewijzen zijn voor deze gedachte moeilijk te leveren.
Vast staat dat voor 1306 op de hoogte tussen Hilversum en Laren een kleine kerk werd gebouwd, toegewijd aan Sint Jan.
Diversen gemeenten in het Gooi hadden banden met de abdij van Elten. Dit had tot gevolg dat kerken werden genoemd naar Sint Vitus, maar dit oude kerkje vormde een uitzondering op die regel. Het hoorde niet bij de parochie van Naarden, waaronder alle andere plaatsen in het Gooi toen vielen, maar de heuvel viel onder het gebied van de Lage Vuursche, dat werd bestuurd door het Sint Janskapittel van Utrecht. Vandaar de naam.
De verering van Sint Jan in Laren kan pas zijn ontstaan in de 13e eeuw en sluit ook goed aan bij de algemene opleving van de devoties van Nederland in de 14e en 15e eeuw. Een oorsprongslegende van de Larense verering is het verhaal van drie vrouwen die in de middeleeuwen door rovers ter hoogte van het (toen nog niet bestaande kerkhof) werden vermoord. Ter verzoening van deze misdaad wensten de inwoners van Laren een gedachteniskapel in hun dorp op te richten. Tot drie maal toe mislukte de bouw, doordat de inwoners de fundamenten telkens terug vonden op een nabijgelegen heuvel (=St. Jansbergje). Het was een teken van God dat juist daar een aan Sint Jan gewijde kapel of kerk gebouwd moest worden.

 

1500-1700

 

De eerste berichten over een Sint Jansviering met iets als een processie, zijn afkomstig van Lambertus Hortensius. Hij schreef in zijn Goois gedicht uit 1564 over een oud vervallen kerkje, dat een geliefd bedevaartsoord was. In zijn tekst spreekt hij over het offeren van graangewassen als votief of dankgeschenk aan Sint Jan, zoals in andere middeleeuwse bedevaartoorden gebruikelijk was. Deze kleine aanwijzingen duiden een min of meer op een verering, waarbij bijzondere krachten aan Sint Jan werden toegekend. Of naast dit gebruik ook andere rituelen als processies in het kader van de verering werden gepraktiseerd, is niet meer vast te stellen. Gezien de middeleeuwse processiecultuur mag men er van uitgaan dat er toen wel eens processies zijn gehouden. Een processie vanuit het dorp naar het kerkhof is overigens pas mogelijk na de bouw in 1521 van de nieuwe parochiekerk. Aangezien tot 1521 alleen de oude parochiekerk bestond, zou een eventuele processie daar hebben moeten beginnen en eindigen. Met de bouw van een kerk in het dorp raakte de oude parochiekerk zijn functie kwijt. Het kerkje werd niet meer onderhouden en veranderde in slechts een devotie kerkje voor de Jancultus.


Dat de Sint Jansverering in de 16e eeuw sterk was geworden, kan worden afgeleid uit het feit dat de staten van Holland tijdens de reformatie het bevel gaven de oude kerk samen met de twee andere bekende bedevaartskerken van Eikenduinen en Wilsveen af te laten breken. Op oude prenten en topografische kaarten verdwijnt na afbraak het kerkpictogram en blijft de afbeelding van een dodenakker over: het Sint Janskerkhof. Door de centrale ligging in het Gooi zien wij op oude kaarten zoals een van ca. 1733 van alle kanten de doodwegen lopen naar het Sint Janskerkhof.
Zoals overal in de Noordelijke Nederlanden betekende het verwijderen van de materiële relicten van de vereringplaats (in Laren de afbraak van de kerk) helemaal niet dat de geloofspraktijken daarmee ook waren verdwenen. Dit gegeven is een aanwijzing dat het niet zomaar een devotie betrof, maar dat er een duidelijke worteling van verering bestond. Deze ging in feite op een lager niveau gewoon door. Dat wordt bevestigd omdat in de 17 eeuw verschillende malen werd geklaagd over katholieken uit Laren en omliggende dorpen die op bedevaart gingen rond de resten van de kapel of op het kerkhof liepen ondertussen de rozenkrans biddend.
Op een tekening rond 1700 van J. Stellingwerff is dit duidelijk weergegeven. De afbeelding wordt toegelicht met “Der Rooms gesinden Bevaard in het koorn te Laren op Sint Janskerkhof”. Het was in een bedevaartplaats een gebruikelijk ritueel om driemaal biddend rond een heilige plaats te trekken. Dit ritueel werd een ommegang of bidgang genoemd. Georganiseerde en groepsgewijs ommegangen waren de in Laren echter niet mogelijk, omdat dat door de overheid niet werd toegestaan.

1700-1800

 

Aangezien Laren in de 17e en in de eerste helft van de 18e eeuw nog niet over een behoorlijke schuilkerk beschikte, waren er ook geen goede mogelijkheden om gezamenlijke rituelen als processies binnen het kerkgebouw te verrichten. De verering ging op beperkt niveau van individuele bidgang gewoon door, tegen het einde van de 18e eeuw vond er een intensivering van de verering plaats. Een opleving die aansluit bij de 18 eeuwse devotionele versterking in andere oude bedevaartplaatsen in Holland. Tot ver in de 19e eeuw zijn er in de Larense bronnen geen vermelding aan te treffen van een min of meer gestructureerde kerkelijke Sint Jansviering.
De bouw van een echte, ruime schuilkerk in 1760 aan het Zevenend en de komst van pastoor J. van Oostveen in 1798 brachten daar verandering in. Uit brieven van hem blijkt dat hij de verering propageerde, ook blijkt dat al enige jaren voor zijn komst de verering van Sint Jan was opgeleefd. In een brief van 6 juni 1802 nodigde hij de aartspriester Van Engelen te Maarssen uit, samen met de pastoors uit de omringende dorpen in Gooiland, om op het komende Sint Jansfeest aanwezig te zijn. Hieruit blijkt dat er dus al enige tijd een liturgische processie in Laren plaatsvond. Niet op straat maar alleen in de kerk. Op 1 mei 1798 komt er een verzoek om de processie ook buiten de kerk te mogen doen. Dit is niet vreemd omdat in 1795 de Godsdienstvrijheid formeel in de staatsregeling is afgekondigd. In 1806 wordt de Broederschap van Sint Jan opgericht, die op 9 juni haar werk begon. Bij de eerste inschrijving in 1806 werden 218 namen in het ledenregister ingeschreven. De eerste broedermeesters die door de pastoor werden aangesteld waren twee echte Laarders te weten Lambertus Lambertze Majoor en Joannes Cornelisse van den Brink. Het is deze Broederschap geweest die er in de loop van jaren voor heeft gezorgd dat de Sint Jansprocessie kon uitgroeien tot een indrukwekkend feest.

 

Individuele bidtochten

 

De vraag wanneer de (openlucht) processie eigenlijk haar intrede heeft gedaan, is nog niet beantwoord. Vanwege het verbod van liturgische processies op het grondgebied van de Noordelijke Nederlanden waren dergelijke rituelen in de 17e en 18e eeuw over de openbare weg niet mogelijk. Ze werden in 1848 zelfs in de grondwet verboden. Dit processieverbod betekende niet een verbod van alle bestaande en toegelaten processies in het toenmalige Nederland, maar het wilde de toename en uitbreiding ervan tegengaan. Waarom Laren in 1848 een uitzondering op dit verbod heeft gekregen, is niet duidelijk. Waarschijnlijk heeft de toenmalige verwarring over het begrip processie een rol gespeeld. De overheid beschikte niet over goede definities van bedevaart, omgang of processie. Daarnaast kunnen de lobbyactiviteiten van de Laarder burgemeester Van den Brink een rol hebben gespeeld. In Laren zijn de individuele ommegangen pas in het eerste kwart van de 19e eeuw in een meer georganiseerde bidtocht omgezet. De bidprocessie of tocht was echter geen echte processie, maar een groepsgewijze omgang van parochianen en bedevaartgangers van de kerk naar het kerkhof onder leiding van de pastoor, waar het processiekruis en een vaandel werden meegenomen en gezamenlijk werd gebeden.


 

Meer was ook (nog) niet nodig, omdat een tijdlang op 24 juni ook een liturgische processie in de kerk werd gehouden. Ongetwijfeld is het houden van een dergelijke bidtocht gestimuleerd door de in 1806 geformaliseerde broederschap, die het belang van haar leden behartigde door middel van een zo uitgebreid mogelijk rituele devotie. Ook de opkomst en initiatieven elders in het houden van processies zal aan de behoefte van een processie in de open lucht hebben bijgedragen.

Al in 1809 had de Broederschap een boekje met speciale gebeden uitgegeven. Ook trad zij leidend en organiserend op, zodat de aanvankelijk tamelijk geïmproviseerde en individuele bedetochten langzamerhand meer en meer begonnen te gelijken op wat een processie is. Er werd gewerkt aan de verfraaiing van wat de liturgische uitrusting van de processie kan worden genoemd en het aantal deelnemers groeide gestaag.

 

Openbare processies

 

Het jaar 1886 is in dit opzicht een buitengewoon belangrijk jaar geweest. Het Sint Jansfeest viel toen samen met het feest van Sacramentsdag. Aan de toenmalige aartsbisschop van Utrecht, Mgr. Snickers, is toen het verzoek gedaan om het Allerheiligste in de processie naar het Sint Janskerkhof te mogen meedragen. Dit verzoek werd toegestaan en de Laarders togen enthousiast aan het werk om er een groots feest van te maken. De weg, waarlangs de processie trekt werd versierd. Er kwamen erepoorten, feestelijke slingers, kleurrijke vlaggen en sierlijke wimpels. De opstelling van de eerste sacramentsprocessie is bekend. Er liepen, behalve de gewone gelovigen, mee: kruisdrager met twee misdienaars, vier vaandeldragers met twee grote en twee kleine vanen, vier zangers, vier bruidjes, de priester met Allerheiligste onder baldakijn, met vier lichtdragers op de hoeken en vier wierokers en een aantal geestelijken. U ziet hoe uiterst eenvoudig het nog ging. De eerste erepoorten werden getimmerd uit ruw hout, dat met sparrengroen werd bekleed. In augustus 1886 maakte meester Van Wulfen een erepoort van geschilderde balken waartussen hij panelen plaatste. Op deze panelen schilderde hij de vier Evangelisten en aan de andere zijde stonden hun symbolen. Van Wulfen’s boog was een eenvoudig sieraad, uitdrukking van de liefde en eerbied van Laarders voor hun processie, uitdrukking vooral van hun warm geloof. Het zijn dezelfde gevoelens, die nu nog jaarlijks spreken uit de gevoelvolle wijze, waarop de tuinen en huizen, waarlangs de processie trekt, feestelijk zijn getooid met beelden, kaarsen en bloemen. De Sacramentsprocessie werd van 1886 af jaarlijks gehouden. De toestemming was in overleg met de regering aanvankelijk voor vijf jaar gegeven, onder voorwaarde dat zich geen ongeregeldheden voordeden. De termijn is daarna verlengd en in 1896 werd duurzame toelating verleend.
De erepoorten gingen nooit lang mee daar ze elk jaar in elkaar werden gespijkerd, waardoor de uiteinden murw werden en de poort wankel kwam te staan. Vandaar de poging om houtwolslingers langs de gehele weg aan palen met vlaggen, vaantjes en groen dienst te laten doen. Later zijn deze slingers vervangen door sparrengroen. Pastoor Nieuwenhuis, die in 1892 parochieherder van Laren werd, met grote belangstelling voor historie en traditie zorgde voor toenemende luister. De faam van Laren ging door de omgeving. Koningin Emma kwam in 1898 de versieringen bezichtigen. Nieuwe poorten werden opgericht. De meeste door vermogende burgers voor eigen rekening, andere door enkele buurtgenoten samen. In 1900 liep Mgr. Van de Wetering zelf mee in de processie. Zijn komst betekende als het ware de erkenning van het bijzondere van de Sint Jansprocessie te Laren. Het inwonersaantal in het Gooi en dus ook in Laren groeide en groeide door de jaren heen. Zo ook de Larense processie. De groei en de welvaart zijn de kostbaarheden van kerkelijke liturgische gewaden en versieringen ten goede gekomen. De Laarder heeft bijzonder veel voor zijn kerk en zijn processie over. De grote Sint Janskerk getuigt hiervan. Een Laarder zou zeer boos zijn wanneer er iets aan de luister ontbrak. Wat hij echter niet kan veranderen, is dat de eenvoud verdween, het karakteristieke werd opgelost in het massale.

 

1900 – 2000

 

 

In 1906 wordt het aantal processie deelnemers geschat op ca 6000 deelnemers. In 1917 komen er via het openbaar vervoer (de Gooische Stoomtram) al 12.000 mensen naar Laren. Van deze mensenmassa is slechts een klein gedeelte processieganger. Steeds meer mensen kwamen om te kijken.
Bijzondere deelnemers deden de lust om te kijken groter doen worden. Zo kwamen op verzoek van Mgr. Van de Wetering de Maltezer ridders (die ook Sint Jan als patroon hebben) naar Laren. De pastoors nodigden zoveel mogelijk geestelijken, hoge gezagdragers en bijzondere groepen uit om mee te gaan in de stoet. De processie kreeg hierdoor steeds meer publiciteit en werd een beroemdheid. Dit trok weer bezoekers aan. De buurtcomités deden hun best om elkaar te overtreffen met versieringen en bogen. Hier zat niets anders dan vrome wedijver achter. De Broederschap van Sint Jan organiseerde de processie zo goed als maar kon en met bruidjes en vaandels krijgt zij een geheel dat gezien mag worden. In 1923 liepen onder andere 200 bruidjes, 50 verenigingen met vaandel en drie muziekkorpsen mee in de stoet. Zo ging de ontwikkeling verder. De kerk van 1925 is op grote toeloop berekend. Echter ook zij kan de menigte deelnemers niet bevatten. Hier had men toen in voorzien door een overdekte loggia te bouwen boven de ingang om vandaar af na de processie de zegen te geven met het Allerheiligste aan de op het plein verzamelde pelgrims.

 

Tijdens de Duitse bezetting (1941-1944) werd de processie verboden door de S.D. In 1945 kon zij weer uittrekken. In de vijftiger jaren is het bedevaartkarakter verzwakt en kreeg het kijkspel de overhand. Bij de Laarders is het ten volle overtuiging gebleven. Bij de mensen van buiten raakte dat zoek en hierdoor werd de processie weer kleiner. Met de wijzigingen binnen de katholieke kerk in de zestiger jaren dreigde ook de Larense processie te verdwijnen. Dit is verhinderd door een aantal Laarders. Deze richtten toen de Stichting Comité van Sint Jan op. Met als taak de processie nieuw leven in te blazen. In 1992 is de laatste nog in leven zijnde broedermeester opgegaan in de stichting en werd de naam gewijzigd in Stichting Broederschap van Sint Jan Laren nh. Met behoud van het goede uit de traditie en het goede uit de vernieuwingsbeweging, is de processie in jaren zeventig en tachtig weer uitgegroeid tot haar huidige omvang met ca. 2000 deelnemers. Nog elk jaar worden de erepoorten neergezet op de route welke de processie gaat en hangen de vele vlaggen en wimpels uit ter ere van Sint Jan.

Aan de processie anno 1999 werd naast de vele individuele deelnemers deel genomen door het Sint Jan-Goede Herder koor, de Cantorij van Sint Jan, Muziek vereniging Sint Jan Laren, Drum en show band M.C.C. alsmede jong M.C.C., Muziekvereniging de Vecht uit Vreeland, De zusters Augustinessen uit Hilversum en de Stille Omgang Amsterdam regio het Gooi, de Broederschap van het Heilig Sacrament anno 1480 uit ‘s-Herthogenbosch, circa 80 bruidjes, 30 misdienaars, 25 vaandel en lantaarndragers, bisschop Mgr. Punt van Haarlem en vele geestelijken en priesterstudenten.
Het programma van het huidige Sint Janfeest bestaat uit: op zaterdagavond openingslof in de basiliek, op zondag een eucharistieviering om 7.00 uur op het Sint Janskerkhof, 9.00 uur plechtige latijnsgezongen hoogmis, 11.00 uur de processie van de basiliek naar het kerkhof met om 12.00 uur een eucharistieviering op het kerkhof.
Om 13.00 uur sacramentsprocessie naar de basiliek en om 14.30 uur sluiting in de basiliek. Tot slot is er om 17.30 uur een plechtig sluitingslof in de basiliek.

Opgemaakt op 4 juni 1999 door F.T.A. Bierlaagh, broedermeester/secretaris

Informatie uit: de Gooische post 1961, Tussen Vecht en Eem door P.J. Margry (mei 1994), en het boek Sint Jan door Dr. A.C.J. de Vrankrijker (juni 1952) en eigen waarnemingen vanuit de broederschap van Sint Jan.

 

Uitgebreide informatie vindt u tevens op de site van het Meertens Instituut.