Verkondiging in de Sint Jansbasiliek, Allerzielen
zondag 2 november 2025[1]
foto: Heilig Grafkerk, Jeruzalem
Op de dag van Allerzielen brengt de liturgie ons naar Calvarië, de plek van de dood van Jezus en naar zijn graf.
Dadelijk na deze eucharistieviering begeven veel parochianen en ik zich naar onze graven op het Sint Janskerkhof. Het is de dag van de graven, maar deze gedenkdag heet: Allerzielen. Dat past mooi bij de vraag die de vrouwen in de Paasmorgen van de twee manen in wit gewaad kregen voorgelegd: “Wat zoekt ge de levenden bij de doden?” Mensen zijn meer dan hun lichaam dat op aarde leeft of begraven is in de aarde. De lichamen van onze doden zijn gestorven en begraven, maar hun zielen, hun persoon die met God en hun naasten verbonden waren gaan niet verloren.
Wij vieren Allerzielen.
Wij bezoeken -zoals die vrouwen, volgelingen van Jezus- de plaats waarop wij het lichaam van onze doden hebben begraven, toevertrouwd aan de aarde, als een zaad in de grond hebben gezaaid, met een sterk of aarzelend geloof dat het als een graankorrel, die ook levenloos lijkt, zal ontluiken tot nieuw leven.
Veel mensen zijn gehecht aan het grafbezoek. Het helpt hen weer dichtbij hun lieve dode te zijn, het gezamenlijk levensverhaal weer even op te pakken. Het is verdrietig en het geeft rust, dat die plaats er is; dat de geliefde dode een plaats heeft, ook voor mij, nabestaande, in mijn hart, mijn geheugen en op een fysieke plaats op aarde, in de aarde. Na zo’n grafbezoek kun je weer verder, doen wat dagelijks in het land der levenden gedaan moet worden. Wij ervaren bij onze graven dat ook wij, evenals onze doden, geen blijvende woonplaats hebben op de aarde, dat wij onderweg zijn, dat wij op aarde te gast zijn, dat wij hier een soort van vreemdelingen zijn, onderweg naar een andere, definitieve bestemming. Pelgrims van hoop op een ander, beter vaderland.
“Wat zoek je de levende bij de doden? Hij is niet hier, Hij is verrezen.”
Allerzielen valt dit jaar op zondag, dat is de dag van de verrijzenis. Uitzonderlijk buiten de paastijd brandt hier vandaag de Paaskaars, die ons eraan herinnert dat Jezus uit de dood is opgestaan. Wij steken dadelijk aan dit Paaslicht kaarsen aan voor onze doden, in het geloof dat zij in hetzelfde licht van de opstanding mogen leven.
Daarvoor bidden wij vandaag. Het katholieke geloof belijdt dat het zin heeft te bidden voor onze doden. Wij kunnen iets voor hen doen. Wij kunnen de Heer vragen hen te bevrijden uit de duisternis van de dood en hen te laten delen in het eeuwig licht. “Lux aeterna luceat eis”, zingt het koor straks. “Moge het eeuwige licht hen verlichten, dat zij rusten in vrede.”
Wij vertrouwen er omgekeerd op dat zij die al het licht van God leven, iets voor ons kunnen doen, dat zij voor ons kunnen bidden om ons te steunen, die nog onderweg zijn. Wij vormen één gemeenschap, de gemeenschap van de heiligen. Heiligen zijn de mensen die geloven dat wij niet helemaal opgaan in het aardse bestaan, maar geroepen zijn om uiteindelijk ons vaderland te vinden bij God. In de Schrift lezen wij dat ons vaderland in de hemel is.
Zo mogen wij vandaag, verbonden met onze doden, de eucharistie vieren. In de eerste lezing spreekt de profeet Jesaja over die maaltijd op de berg van God, waar de sluier die over ons bestaan ligt ,verscheurd is en de doek die over ons leven ligt, is weggenomen, waar de dood niet meer zal zijn, waar geen rouw, geen geween, geen smart zal zijn en al het oude voorbij is. Waar onze doden geliefde kinderen van God zullen zijn. Amen.
pastoor Nico van der Peet
[1] Lucas 23, 44-46.50-52-53 en 24, 1-6a























