Verkondiging in de Sint Jansbasiliek,
29ste zondag door het jaar, 18/19 oktober 2025[1]
Deze week zag ik een film over het leven van Winston Churchill, de Britse premier tijdens de tweede wereldoorlog. Hij was de charismatische leider van zijn door bombardementen bedreigde volk. Het hoogtepunt van de film gaat over de dagen voor en van D-Day, begin juni 1944: de indrukwekkende landing van de geallieerden op de Normandische kust, het begin van het einde van de oorlog, de overwinning op het nazi-regime. D-Day was een huiveringwekkende operatie, uniek in de militaire geschiedenis. Churchill vond het vreselijk. Hij besefte dat een groot deel van de talloze jonge mannen het niet zou overleven en ten prooi zou vallen aan de kogels van de vijand.
Hij werd depressief en trok zich terug op zijn bed. Zijn sterke vrouw Clementine en zijn jonge secretaresse, van wie de verloofde ook de oorlog werd ingestuurd, wisten hem weer op de been te brengen. Het liefst wilde hij zelf mee naar de overkant van het kanaal evenals de Britse koning. Maar de twee mannen beseften dat zij veilig in Engeland moesten blijven. Waarom? Om de bange burgers van wie de zonen het levensgevaar tegemoet gingen, hoop en moed in spreken, het volk bijeen te houden, geloof te geven in een toekomst van vrede.
Zij volgden Mozes na. Had hij niet beter zijn volk kunnen voorgaan in de strijd tegen de meedogenloze vijand, Amalek? Het volk was bevrijd van de slavernij in Egypte. Het trok door de woestijn, het beloofde land tegemoet. Maar het werd meedogenloos aangevallen door de Amelekieten, een genadeloos volk, dat niet met open vizier vocht, maar op een laffe manier, de zwakste mensen aanviel.
Mozes besluit een heuvel op te gaan en zijn handen op te heffen in gebed. Aan zijn gebedshouding hebben wij het gebruik overgehouden dat de priester zijn handen moet opheffen wanneer hij in de liturgie de gebeden tot God richt.
Het leven is een strijd, dat ervaren veel mensen, vooral mensen in oorlogsgebieden, maar ook mensen in vredestijd kunnen dat meemaken. Dat zij een strijd moeten leveren voor hun dierbaren, hun gezin, om het een goed, veilig leven te geven, om hun dierbaren te beschermen tegen bedreigingen, onveiligheid, geweld, verslaving, eenzaamheid.
Mozes leert ons vandaag dat het voor een leider, voor ouders, grootouders evenzeer nodig is om de handen uit te strekken naar God. Wij horen vandaag over de noodzaak van het gebed.
Jaren geleden was ik voorganger bij een uitvaart van een oudere vrouw, een liefdevolle moeder en oma. Zij had één zoon, die getrouwd was, kinderen had, een specialist in het ziekenhuis, een geleerde man, die de praktijk van het geloof had losgelaten sinds hij zich was gaan bekwamen in de medische wetenschap. Hij kon geen plaats meer geven in zijn leven aan het geloof. Na de Communie in de uitvaartmis hield hij een voor mij onvergetelijke toespraak over zijn geliefde moeder. De laatste zinnen waren ontroerend en gaven te denken. Hij vertelde over het ongeschokte geloof van zijn moeder. Hij eindige zijn toespraak met de zin: ‘Nu zij er niet meer is, wie zal nu voor mij bidden?’
Wij horen vandaag over de kracht van het gebed. Wij worden uitgenodigd even stil te staan bij enkele vragen: bid ik, geloof ik in het gebed of kom ik daar niet aan toe, geloof ik er misschien niet meer in? Heeft het wel zin om te bidden bij al het leed om ons heen en wereldwijd? Het drama in het Midden-Oosten is voor velen een enorme beproeving van hun geloof.
Jezus geeft vandaag een antwoord, het antwoord. Hij vertelt het verhaal van die rechter en die almaar smekende vrouw. Zij houdt niet op, zij blijft bidden om gerechtigheid. Zij doet me denken aan vrouwen waar ook ter wereld die blijven aankloppen, roepen om recht voor hun kinderen, hun zonen vermist in gevangenschap en oorlog. Zo ongeveer ziet het christelijk gebed er uit. Wat bijzonder opvalt is haar aandringen en haar geduld. Om te kunnen bidden heb je geduld nodig. Als je alleen maar bidt als je er een goed gevoel bij hebt dan is het gauw afgelopen. Juist ook als dat er niet is moet je opletten en doorgaan, zoals je dat beter ook kunt doen als je gevoel voor je naaste wat minder is. Juist dan moet je het gesprek zoeken, opdat je door het gesprek de communicatie en het gevoel weer op gang brengt.
Zonder ophouden bidden, de handen omhoog geheven houden.
Vandaag is het Wereldmissiedag. Wij bidden voor de kerk wereldwijd: dat zij zich blijft inzetten voor de verkondiging van de bevrijdende boodschap van Jezus; dat zij zich blijft inzetten voor gerechtigheid van de mensen die arm zijn, onderdrukt worden. Wij richten ons deze Missiezondag op de christenen in Bangladesh, vooral in het bisdom Khulna, een kleine minderheid in een groot islamitisch land. Zij strijden, zij bidden voor een menswaardig bestaan van hun mensen en zij verkondigen – met respect voor de grote moslim-meerderheid – de grote vreugde van hun geloof. In grote armoede en onder zware omstandigheden heffen zij vol geloof hun handen ten hemel.
De laatste zin van Jezus luidt: “Zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?’ Een heftige vraag. Heb ik nog geloof, vertrouwen in het gebed? Laten wij daar vandaag om vragen en laten wij het in ons gebed oefenen.
Amen.
pastoor Nico van der Peet
[1] Exodus 17, 8-13; psalm 121; 2 Timoteüs 3, 14-4,2; Lucas 18, 1-8























