Heilig man,
De Heer heeft u bemind,
Sint Johan, (bis)
Gij zijt met God bevrind,
Gij waart het hier reeds op dez’ aard’,
zelfs voor gij nog geboren waart,
Dit werd verkond (bis)
Voor uw geboortestond.
Zacharias,
Uw vader werd bevreesd
Als hij was (bis)
Aan het altaar geweest;
Wanneer een engel hem verklaart,
Dat hem zou zijn een zoon gebaard,
Die God getrouw, (bis)
Johannes heten zou.
Uw moeder ging
Van u zes maanden zwaar,
Zij ontving, (bis)
Gods moeder wonderbaar;
Zij prijst Maria’s eer en deugd,
Gij looft ook God met grote vreugd,
En springt verblijd (bis)
Eer gij geboren zijt.
Uw vader bleef,
Getrouw aan ’s engels woord,
Want hij schreef (bis)
Terstond na uw geboort’,
Een wijl van zijne spraak beroofd,
Daar bij in ’t eerst niet had geloofd,
En toont nu aan: (bis)
Johannes is zijn naam.
In d’ eerste jeugd,
Gekleed in haren pij,
legt verheugd (bis)
Hij ’t zachte kleed ter zij.
En leefde zo met vreugd in pijn
Als boetgezant in de woestijn;
Zijn spijs bestaat (bis)
In sprinkhaan, honingraat.
Hij werd groot,
Door zijne deugd vermaard,
’t Godd’lijk woord (bis)
Heeft hij den mens verklaard,
De Joden dachten,’t is de Heer,
Johannes, wars van aardse eer,
Sprak, die is ’t, ziet, (bis)
Maar ik, ik ben het niet.
Ik Ben een stem
Die roept in de woestijn,
Ga tot Hem (bis)
Gij zult behouden zijn.
Maakt u des Heren weg bereid,
Voor Christus vol van Majesteit,
Wien ik den schoen (bis)
Niet waardig ben t’ontdoen.
Zie het lam,
Gods Zoon zij zonder smet,
Dat daar kwam (bis)
Om te voldoen der Wet,
Hetwelk der wereld zonden draagt,
Geboren uit een zuiv’re Maagd;
Dies zij verblijd: (bis)
Dit lam heeft ons bevrijd.
Johannes loopt,
En spoort de mensen aan,
En Hij doopt (bis)
Christus in de Jordaan.
Toen daar verscheen de Heilige Geest,
Gelijk een duive onbevreesd,
Hoort d’ woorden schoon: (bis)
Dit is mijn beminde Zoon.
Onvermoeid,
weerklinkt zijn scherp verwijt,
Zwaar geboeid (bis)
Ligt hij ten prooi der nijd.
Herodes, die hem nog steeds eert,
Wordt door hartstocht zo verteerd,
Velt ’t vonnis wreed, (bis)
Onthoofdde Gods profeet.
0 Schutspatroon,
Zie op uw kind’ren neer:
Bid Gods Zoon (bis)
Dat Hij zijn liefde teer,
In ons vermeerd’re ied’ren dag,
Totdat de kroon ons sieren mag,
In ’s Hemels woon (bis)
Voor ’s Heren glorietroon.