Met het ‘gebouw’ was de Sint-Jan echter nog niet af. “De parochianen zijn trotsch op hun kerk en hun milddadig hart bleef kloppen voor hun kerk.” In 1926 wordt het hoofdaltaar, en in de twee daaropvolgende jaren het Maria- en Jozefaltaar geschonken door drie families uit de parochie. Zij worden vervaardigd door de bekende Utrechtse edelsmeden Jan en Eloy – hoe toepasselijk deze voornaam voor een smid – Brom.
De parochiekroniek spreekt van het ontstaan van een “heilige wedijver” onder de parochianen om de kerk verder aan te kleden. In de periode 1927 – 1932 worden zes beelden in het priesterkoor geplaatst. Vier daarvan zijn de evangelisten en twee personificeren synagoge en kerk. Er komt een Heilig-Hartbeeld, een missiekruis een beeld van de kleine Theresia, het beeld van Sint Jan, zes grote kandelaars uit de werkplaats van Brom en gebrandschilderde ramen boven de kruisweg geschilderd door de uit Laren afkomstige P.C. de Moor.
In de loop der jaren hebben de nodige verdere versieringen plaatsgevonden, zoals de toevoeging van de attributen bij de verheffing tot basiliek.
Een van de schenkingen waar heel het dorp tot vandaag plezier van heeft, is het uurwerk, dat een geschenk was van de gezamenlijke parochianen.
In minder heugelijke tijden werden er helaas ook weer voorwerpen verwijderd: de bezetter confisceerde de klokken. In 1947 werd die schade echter hersteld. Op een van de foto’s is te zien hoe de klok ‘Hubertus’ via een gat (!) in de muur de toren in wordt gehesen.
De Sint-Jan heeft kennelijk nog altijd een apart plekje bij parochianen en andere Laarders. Toen er in de jaren zeventig vragen rezen
of het enorme en groot onderhoud vergende bouwwerk een financieel te zware last zou worden, zetten opnieuw mensen hun beste beentje voor. Vrijwilligers klommen jaren op de steigers en dankzij gulle grote en kleine gevers kon de restauratie van de torens enkele jaren geleden worden uitgevoerd.
Een nog onaangeklede Sint-Jan. Er zijn nog geen altaren, banken of kruiswegstaties. Ook het glas-in-lood ontbreekt nog. Dat is van later datum. Zowel de bouwmeester als de bouwheer zijn vereeuwigd: W. ter Riele en pastoor Hendriks. (1925)